In sommige gevallen is het mogelijk het wettelijk verzorgingsvruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot te beëindigen.
Wettelijk verzorgingsvruchtgebruik
Sinds 1 januari 2003 is er een regeling voor het wettelijk verzorgingsvruchtgebruik voor de langstlevende echtgenoot. Dit is vastgelegd in de wet, met name in de artikelen 4:29 en 4:30 BW. Deze regeling is bedoeld om de langstlevende echtgenoot te voorzien van een passende voorziening na het overlijden van de partner, als hun verzorging niet op een andere manier is gegarandeerd.
Verzoek tot opheffing vruchtgebruik
Volgens de wet kan dit verzoek worden ingediend als kan worden aangetoond dat de langstlevende echtgenoot geen behoefte heeft aan het vruchtgebruik van de woning en inboedel voor haar/zijn verzorging.
Criteria voor beoordeling
Bij de beoordeling van dit verzoek moeten verschillende factoren in overweging worden genomen, zoals de leeftijd van de echtgenoot, de huishoudsamenstelling, de eigen middelen om in de verzorging te voorzien, en wat als een passend verzorgingsniveau kan worden beschouwd.
Het wettelijk verzorgingsvruchtgebruik wordt gezien als een soort vangnet. Het is bedoeld om de achterblijvende echtgenoot te ondersteunen als andere verzorgingsmaatregelen ontbreken. Het betekent niet dat de echtgenoot hetzelfde leefpatroon als voorheen kan behouden. Algemeen wordt aangenomen dat je na het overlijden van je partner een stapje terug kunt doen.
Conclusie
Zaken over het wettelijk verzorgingsvruchtgebruik kunnen ingewikkeld zijn. Bij de beoordeling van verzoeken wordt gekeken naar verschillende factoren om te bepalen of de langstlevende echtgenoot daadwerkelijk behoefte heeft aan het vruchtgebruik.
Veelgestelde vragen
Geen veelgestelde vragen voor dit artikel